Suzanne is achttien jaar oud en heeft een enorm litteken. Niet aan de buitenkant, maar van binnen. Ze zit momenteel in 6 VWO in Haarlem. Ze heeft plannen voor de toekomst, maar het had niet veel gescheeld of die toekomst was er niet geweest. Suzanne heeft mij gevraagd of ze anoniem haar verhaal mag doen. Dit is dus niet haar echte naam. We gingen op pad in Haarlem.
‘’Ik weet nog niet welke studie ik wil gaan doen. Ik wil in ieder geval naar de TU Eindhoven.’’ Op het eerste gezicht zie je niks aan Suzanne. Een doodgewone jonge meid die, net als alle andere meisjes van haar leeftijd, gewoon in het weekend gaat stappen met vriendinnen, een bijbaantje heeft in een bouwmarkt en sporadisch wat aandacht schenkt aan haar huiswerk.
Wat je niet ziet aan haar, is dat zij haar eigen zelfmoord, tot aan de manier waarop, had uitgedacht. ‘’Ik wilde van mijn pijn af. Ik voelde me zo ontzettend depressief. Als ik het zou hebben gedaan zou het een overdosis medicijnen zijn geweest. Gelukkig besefte ik me elke keer dat ik te veel mensen pijn zou doen.’’
Suzanne en ik hebben afgesproken in Haarlem. Het is half vijf. Het plan is om ergens te gaan zitten voor het interview. Dan kan ik mijn notitieblok erbij pakken en het gesprek opnemen zodat ik later niks over het hoofd zal zien. Op zoek naar een plek om te zitten lopen we door het centrum van Haarlem. Alsof we elkaar al jaren kennen begint Suzanne te vertellen over haar ervaringen. Het zit erg hoog merk ik. We raken in gesprek. Een uur later kijk ik op de stationsklok. Zonder ook maar enig besef van de omgeving en de tijd hebben we het hele interview wandelend gedaan. Geen notities en geen opnames, maar dit verhaal vergeet je niet zo snel.
‘’Ik ben aangerand. Eerst draaide ik er altijd omheen. Ik wilde het aan niemand vertellen. Nu durf ik het te zeggen. Ja, ik ben aangerand.’’
Suzanne is met haar school in Rome. Op een ochtend gaan ze op excursie. Alle leerlingen moeten zich verzamelen in de lobby van het hotel. Ze is iets vergeten dus ze gaat nog even snel terug naar haar kamer. Ze loopt haar kamer in. Op dat moment gaat haar buurman, een wat oudere man, achter haar aan. Hij doet de deur achter zich dicht, pakt haar vast en begint haar aan te raken. ‘’Op dat moment was ik verstijfd van angst. Ik durfde niks te doen, geen idee waartoe hij in staat was. Het had vijf minuten kunnen zijn maar ook twee uur. Dat weet ik niet. Op een gegeven moment heb ik hem van me afgeduwd en gezegd dat ik het niet wilde. Ik ben de kamer uit gerend.’’
Terug in de lobby vertelt ze wat er is gebeurd. Ze wordt niet geloofd. Later op de dag is er zelfs een jongen die haar ‘voor de grap’ van achteren bespringt. Ze raakt volledig in paniek.
‘’Toen ik thuis kwam vertelde ik het aan mijn ouders. Zij geloofden me ook niet. Mijn vader lachte er zelfs om. Het werd vanaf toen alleen maar erger. Als ik een avond uitging durfde ik ’s nachts niet meer de deur open te doen. Ik was bang dat er iemand achter de deur zou staan die mij wat aan zou willen doen.’’
Tijd voor actie, maar hoe?
Suzanne kreeg last van hevige hyperventilatie, hoofdpijn, misselijkheid en slapeloosheid. Maar het ergste van alles was de angst om naar buiten te gaan. ‘’Ik durfde niet meer in mijn eentje op straat te lopen of te fietsen. Ik wilde altijd dat er iemand bij me was. Dan deed ik giechelig tegen mijn vriendinnen dat ze met me mee moesten fietsen, maar het was verre van giechelig bedoeld.’’
Ze was erg depressief en kreeg zware zelfmoordneigingen. Na twee maanden vond ze dat het tijd werd voor actie. ‘’Dat was erg lastig. Want hoe ga je over tot actie? Ik was pas zeventien. Mijn ouders hadden er voor mijn gevoel geen begrip voor. Dus ik ben naar de huisarts gegaan om het te vertellen. Die heeft me meteen doorverwezen naar de psychiatrische afdeling in het ziekenhuis zodat ik antidepressiva kon krijgen. Ook verwees hij me door naar een psycholoog.’’
Voor de psycholoog was het snel duidelijk; Suzanne heeft PTSS. Omdat haar omgeving er niks mee deed heeft ze het weggestopt. ‘’Ik dacht op een gegeven moment zelfs bij mezelf dat ik me niet zo moest aanstellen. Dat heeft het alleen maar erger gemaakt.’’
Ze werd doorverwezen naar jeugdriagg. Een afdeling in het ziekenhuis die gespecialiseerd is psychische aandoeningen bij jongeren tot 23 jaar. Daar kwam Suzanne drie keer per week. Ze onderging cognitieve gedragstherapie, EMDR en ze kreeg medicijnen. De zelfmoordgedachten namen af en ze werd meer open over haar ziekte. ‘’Ik durf nu aan mensen te vertellen wat er met me aan de hand is. Ik kan uitleggen waarom ik zo vaak naar het ziekenhuis moet. Daarvoor draaide ik eromheen, maar nu durf ik het te zeggen. Ik ben aangerand.’’
‘’Mijn streven is een acht. Dan ben ik tevreden.’’
Voordat ik met Suzanne had afgesproken was ze nog in het ziekenhuis. ‘’We hebben net afgesproken dat ik nog maar eens in de twee weken hoef te komen. Het gaat veel beter.’’
Op de vraag hoe goed ze zich nu voelt op een schaal van nul tot tien antwoordt ze: ‘’Ik ben nu een zes of een zeven. Mijn streven is een acht. Dan ben ik tevreden. De PTSS zal nooit helemaal weggaan maar het zal me in ieder geval niet meer tegenhouden. Ik ben nog jong en ik heb gelukkig nog een heel leven voor me.’’